1969 in muziek (slot)

1969 bleek dus een sleuteljaar in de popgeschiedenis: er veranderde van alles. Het einde van dat jaar betekende niet alleen het einde van de zestiger jaren op de kalender, het was ook echt het einde van een tijdperk. En het begin van een nieuw tijdperk. De belangrijkste gezichtsbepalers van de pop in de jaren zestig hadden belangrijke beslissingen genomen: de Beatles waren bezig om hun band te beëeindigen –en zelfs dat ging buitengewoon moeizaam–, Bob Dylan en Johnny Cash veranderden hun imago, de Rolling Stones hadden Brian Jones gedumpt en maakten een verse start, de Beach Boys hadden Brian Wilson achter de geraniums gezet –en waren niet meer serieus in beeld–, en ten slotte maakte Elvis met heel veel succes zijn come-back.

Tegelijkertijd had er een soort reshuffle plaatsgevonden: veel bandjes in de sub-top waren uiteengevallen en allerlei talent zocht elkaar op voor nieuwe veelbelovende projecten. De nieuwe centrale thema’s waren: Amerika, elpees en geld. Die drie thema’s speelden een rol in de nieuwe businessmodellen van de popmuziek. En dan was er nog dat leitmotiv, drugs. Pillen, heroine, lsd. Sex, drugs & rock ’n roll was de alomvertegenwoordigde drieëenheid.

Amerika, elpees en geld. Daar draaide het om. Nederland, Engeland, Europa was te klein voor het grote succes. Optreden, succesvol toeren door de VS, dat was noodzakelijk om voldoende geld te genereren voor zowel de levensstandaard als voor de ambitieuze projecten: apparatuur, studiotijd. En die studiotijd was nodig om de elpees te kunnen blijven maken. De tijd van de singles was voorbij, althans voor de grote acts. De Kinks, die in 1966 nog in de eredivisie speelden, kregen geen visa voor de VS; die markt bleef voor hen gesloten en dus degradeerden ze naar de lagere regionen. De hitlijsten werden overstroomd met middle-of-the-road-liedjes, de elpeemarkt en de singlemarkt groeiden uit elkaar. Live-optredens werden belangrijker dan air play over de radio.

In de jaren zestig hadden vooral platenbazen en louche managers veel geld verdiend aan de popmuziek. En de artiesten waren dat zat; ze namen steeds meer hun lot in eigen hand. De Beatles waren ten onder gegaan aan hun eeuwige ruzies over geld, de Rolling Stones kochten hun manager Allen Klein af en richtten hun eigen maatschappij op. Creedence Clearwater Revival zat aan alle kanten klem in een wurgcontract met de platenmaatschappij en de interne strubbelingen over het beetje geld dat er voor hen overbleef zou binnen twee jaar tot het einde van de band leiden. De Golden Earring zou zich onverantwoordelijk ver in de schulden steken om in de VS voet aan de grond te krijgen. Want alleen in Amerika kon dat geld verdiend worden. Clapton, Led Zeppelin, the Who, Lennon, Harrison, later Bowie, allemaal maakten ze de oversteek.

Op toernee betekende niet alleen optredens, maar natuurlijk ook hotels. En dus ook groupies. Berucht zijn de verhalen van bijvoorbeeld Led Zeppelin, zoals het Mudshark-incident in Seattle op 27 juli 1969. Maar ook Zappa, the Who, de Earring, Clapton, die konden er wat van. Alsof er geen rem op zat. Buitensporig gedrag werd de norm. De Hollywood-film Almost Famous (2000) geeft een indringend beeld van deze periode.

En dan waren daar nog de drugs. Brian Jones was al dood, Janis Joplin, Jimi Hendrix en Jim Morrison zouden het niet overleven. De lsd had van Beach Boy Brian Wilson een psychisch wrak gemaakt. Bijna alle hoofdrolspelers hadden vroeg of laat in hun carrière grotere of kleinere drug-issues. Richards, Clapton, Lou Reed bijvoorbeeld hadden hun heroineverslaving; Bowie zijn cocaine en alcohol; Elvis, Cash, Dylan hun pillen. De extravagante levensstijl zou nog vele slachtoffers eisen: Keith Moon en John Bonham om er maar een paar te noemen.

De toon was gezet. Tot aan de doorbraak van de punk en de daaropvolgende new-wave zouden deze mannen –geen vrouw die een rol van betekenis speelde in het popwereldje van de jaren zeventig– de dienst uitmaken.

Reacties

Populaire posts van deze blog

kersen keren

IJmond e.o.

De mate van rampzaligheid