(Gebrek aan) Zuurstof
Ik heb het warm. We zitten met elf man/vrouw in een klein kantoortje. Het kantoortje meet ongeveer drie bij vijf. We gebruiken een beamer, die het beeld van een computer projecteert op een witte muur. Het kantoortje is verlicht met een staande schemerlamp. De deur zit dicht. Zuurstof is schaars; ik zie steeds meer mensen geeuwen. Allemaal rode hoofden, en dat komt niet van de hoogoplopende discussie. We zijn nu ongeveer drieëneenhalf uur bezig en de temperatuur bereikt elke minuut een nieuwe recordhoogte. Hoe lang zou het duren voordat het eerste slachtoffer valt?
Het gesprek vliegt alle kanten uit; de meeste deelnemers hebben de grootste moeite zich te concentreren op het onderwerp van gesprek. Ik heb het warmer. Mijn colbert heb ik al uitgetrokken, ik heb mijn overhemdsmouwen losgemaakt en opgeschort en ook mijn stropdas hangt al losjes. Reuzel.
Aan het andere eind van de tafel valt het eerste slachtoffer: ik zie iemand langzaam onderuit zakken en bewegingloos onder de tafel zakken. Dat ruimt tenminste op: iets meer beschikbare ruimte voor degenen die nog zitten, en we hoeven de beschikbare zuurstof met één minder te delen. Tegenover me trekt één van de deelnemers zijn overhemd uit en toont zijn gespierde bovenlijf. Zweetdruppeltjes parelen. Het valt me op dat er een vreemd luchtje hangt. Fishy. Ik heb het nog warmer. Zuurstofschuld.
Ik dwing me te concentreren op het gesprek. Maar waar gaat het over? Wie weet het nog? Waarom doen we dit? Ik heb het 't warmst. Het lichtje gaat langzaam uit. Ik zak langzaam onder de ta.....
Weg.
Het gesprek vliegt alle kanten uit; de meeste deelnemers hebben de grootste moeite zich te concentreren op het onderwerp van gesprek. Ik heb het warmer. Mijn colbert heb ik al uitgetrokken, ik heb mijn overhemdsmouwen losgemaakt en opgeschort en ook mijn stropdas hangt al losjes. Reuzel.
Aan het andere eind van de tafel valt het eerste slachtoffer: ik zie iemand langzaam onderuit zakken en bewegingloos onder de tafel zakken. Dat ruimt tenminste op: iets meer beschikbare ruimte voor degenen die nog zitten, en we hoeven de beschikbare zuurstof met één minder te delen. Tegenover me trekt één van de deelnemers zijn overhemd uit en toont zijn gespierde bovenlijf. Zweetdruppeltjes parelen. Het valt me op dat er een vreemd luchtje hangt. Fishy. Ik heb het nog warmer. Zuurstofschuld.
Ik dwing me te concentreren op het gesprek. Maar waar gaat het over? Wie weet het nog? Waarom doen we dit? Ik heb het 't warmst. Het lichtje gaat langzaam uit. Ik zak langzaam onder de ta.....
Weg.
Reacties