Beiroet 1991
We schrijven november 1991. De burgeroorlog in Libanon is net voorbij. Generaal Michel Aoun, de leider van de Christelijke milities die gewapenderhand de macht hadden gegrepen, is naar Frankrijk gevlucht. Syrië heeft de strijd gewonnen: Syrië installeert een burgerregering in Beiroet en het Libanese leger komt onder Syrisch bevel. De Palestijnen worden ontwapend en moeten terug naar hun kampen. Hezbollah en Amal, de andere strijdende partijen, blijven elkaar bestrijden in Zuid-Libanon. En Israel houdt zich afzijdig. Hezbollah houdt nog ergens in de stad een aantal westerse gijzelaars vast (waar onder Terry Waite). En ik ga voor een project bij mijn werk op dienstreis naar Beiroet. Wat ik daar zie zal ik nooit meer vergeten.
We landen op de luchthaven. De terminal is slechts gedeeltelijk in gebruik – de helft ligt in puin. De wanden van het gebouw zijn opgesierd, niet met reclames maar met grote posters met daarop het portret van de man die ik herken als de Syrische president Assad. Vaderlijk en streng kijkt hij toe. We nemen een taxi naar ons hotel. Onderweg passeren we diverse road blocks, waar zwaarbewapende Syrische militairen verveeld hun sigaretjes roken. We komen langs het stadion van Beiroet (in puin gebombardeerd door Israel), langs de plek waar enige jaren daarvoor het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger was en waar na een Palestijnse zelfmoordaanslag nu een enorme krater is. De taxichauffeur moet alle moeite doen om de ontelbare gaten in het asfalt te ontwijken. Dichter bij de stad neemt de bebouwing toe. En er staat geen huis, geen kantoor, geen bedrijfspand zonder kogelgaten in de gevel.
Ik ben te gast bij een Libanese luchtvaartmaatschappij. Onze gastheer is een alleraardigste man. Buiten het zakelijke gedeelte van het programma, dat slechts een halve dag in beslag neemt, is er nog volop tijd voor sight-seeing, en onze gastheer nodigt ons uit om de stad te bekijken. Maar niet nadat we eerst bij hem thuis thee hebben gedronken.
Hij rijdt ons langs al die plaatsen in de stad waarvan de namen me zo bekend zijn van de dagelijkse journaals: de groene demarcatielijn dwars door de stad, een brede boulevard met palmbomen. We huiveren bij het beroemde Hotel St. Georges aan zee, waarvan geen steen meer op de andere lijkt te staan. We bezoeken het Plein der Martelaren, midden in het oude centrum van de stad, een plein zo groot als de Grote Markt in Haarlem, omgeven door hoge gebouwen waarvan de gevels zijn verdwenen. In de puinhopen rond het plein scharrelen vrouwen en kinderen rond – kennelijk wonen ze hier. Ik weet niet wat ik meemaak. Ik herken de beelden van de tv, maar ik herken ze ook niet. Zoveel verwoesting, zoveel kapot. Overal waar ik kijk zie ik kogelgaten en granaatinslagen. En overal die Syrische soldaten. En overal die tronie van Assad.
We rijden naar de Palestijnse kampen Sabra en Chatilah. Ze heten ‘kampen’, maar dat is eigenlijk geen goed woord. Het zijn feitelijk stadswijken, een soort Palestijnse enclaves binnen de stad Beiroet. Geen katoenen tenten, maar betonnen huizen. Geen waterputten, maar gewoon waterleiding, elektra, tv-antennes, riolering. Winkeltjes, scholen. Dit zijn complete woonwijken, steden binnen de stad. In 1948 zijn veel Palestijnen hun land ontvlucht, en een groot gedeelte van hen heeft zich hier gevestigd. Tijdelijk, volgens hun politieke leiders. In afwachting van de herovering van Palestina. Min of meer gedoogd door de toenmalige Libanese regering. Toen nog wel. Nog maar enkele jaren hiervoor zijn Libanese milities deze wijken ingetrokken - duizenden mensen zijn vermoord. Ze waren het zat. Hier is dat dus gebeurd, hier in deze wijken. Het grijpt me naar de keel – ik wil hier weg – ik wil hier niets mee te maken hebben.
Libanon is een onmogelijk land. Christenen, joden, druzen, sjiïeten, soennieten, van alles heeft hier eeuwenlang met elkaar geleefd, gewoond. En zolang het alleen nog maar om ‘geloof’ ging, ging het prima. Maar sinds 1948 is het foute boel: de toestroom van miljoenen Palestijnen uit het naburige Israel heeft de samenleving fundamenteel ontwricht. Het land is feitelijk het strijdtoneel van de strijd tussen Israel en de Palestijnen. Het Libanese volk is de controle kwijtgeraakt over wat er in het eigen land gebeurt: het zijn Syrië en Israel die de lakens uitdelen.
Diep in de nacht stap ik aan boord van het KLM-toestel dat ons naar huis zal brengen. Een zucht van verlichting wanneer we in de lucht zijn. Ik hoop hier nooit meer te komen.
Reacties