De bavianenscore
Over kansen gesproken. Veel schoolrepetities, proefwerken, tests en examens worden afgenomen in de vorm van multiple-choice-vragen. Lekker makkelijk nakijken, lekker eenduidig scoren, antwoord is altijd goed of fout, nooit ertussenin. Geen discussies achteraf. Toch?
Nou ja, je kan natuurlijk altijd discussies krijgen over de bewoording van de vraag en de antwoorden. Daar wil ik het nu niet over hebben; dat is een kwestie van de juiste formuleringen kiezen.
Waar het mij hier om gaat is de mogelijke discussie over de beoordeling van de score: hoeveel moet je er goed hebben voor een voldoende? En dus ook: hoe zwaar telt een goed gegeven antwoord mee in het eindcijfer?
Ik ben daarbij voorstander van de volgende benadering. Bereken vooraf het verwachte aantal juiste beantwoorde vragen indien een kandidaat alle antwoorden willekeurig zou kiezen. Wanneer bijvoorbeeld de test bestaat uit veertig multiple-choice-vragen waarbij steeds een keuze uit vier antwoorden moet worden gemaakt, dan is de verwachting dat iemand die de antwoorden willekeurig geeft er ongeveer tien goed zal hebben. Die score noemen we de bavianenscore. De scoretabel begint dan pas te tellen vanaf 10 goed: 10 goed is een "nul". 40 goed is een "tien", daar kan geen discussie over zijn. En daarmee kun je de gehele scoretabel opstellen. Je moet dus bij deze test 28 vragen goed beantwoorden voor een voldoende, een "zes".
Tot mijn grote chagrijn heb ik op school heel veel tests gemaakt waarbij in de beoordeling geen rekening werd gehouden met de bavianenscore. Ik kan me daar nu nog boos om maken.
Reacties